Fiche 8.5. Collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en werkkleding.

partagez :

[bleu marine]Om hun opdrachten correct en veilig te kunnen uitvoeren, krijgen de werknemers beschermingsmiddelen en werkkleding[/bleu marine] Klik hier voor Fiche 8.5. in PDF Sommige situaties vormen een bron van risico’s voor de gezondheid en veiligheid en vragen dus om beschermingsmiddelen. De wetgeving over het welzijn op het werk raadt aan om in de eerste plaats voor collectieve beschermingsmiddelen (CBM) te zorgen, vóór persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Er moeten dus alleen PBM’s gebruikt worden als de risicoanalyse aantoont dat de installatie van een CBM niet gerechtvaardigd kan worden omwille van een laag risiconiveau of een korte gebruiksduur. [orange]Collectieve beschermingsmiddelen[/orange] zijn voorzieningen of installaties die bedoeld zijn om de werknemers collectief te beschermen, bijvoorbeeld beveiligingssystemen tegen vallen, zoals borstweringen en netten, steigers enz. Afschermingen en beschermkappen die al op machines zitten, worden als arbeidsmiddelen beschouwd[[Zie fiche 8]]. Een collectief beschermingsmiddel beantwoordt aan de volgende kenmerken: 1. Het is zo ontworpen en geïnstalleerd dat het risico rechtstreeks aan de bron aangepakt en dus zo veel mogelijk beperkt wordt; 2. Het is bedoeld om te installeren voordat de werkzaamheden van start gaan; 3. Het is zo ontworpen dat de werknemer niet actief moet ingrijpen om zijn veiligheid en gezondheid te waarborgen. Voor gevaren die niet aan de bron aangepakt kunnen worden, voert de werkgever een risicoanalyse uit op basis van twee elementen: de ernst van de mogelijke schade en hoe vaak en hoe lang de CBM gebruikt wordt. Bijvoorbeeld, om een plafond te schilderen is het, afgezien van het duidelijke risico op vallen, comfortabeler om een verplaatsbare steiger te installeren dan om op een trapladder te werken. CBM’s moeten geplaatst worden zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de leverancier en bepaalde arbeidsmiddelen, waarbij de veiligheid van de werknemers afhangt van de manier waarop ze geïnstalleerd zijn, moeten door een bevoegd persoon of door een EDTC gekeurd worden [[Zie fiche 8.2]]. Die controles worden regelmatig herhaald, zodat de CBM telkens wanneer hij gebruikt wordt aan de veiligheidseisen beantwoordt. Ten slotte zorgt de werkgever voor een opleiding van de werknemers over de gebruiksvoorwaarden, voorspelbare abnormale situaties die zich kunnen voordoen en feedback over opgedane ervaring. Om de risico’s te beperken is het van het grootste belang dat de preventieadviseurs (interne en/of externe) meewerken aan het proces voor de aankoop en inontvangstname van arbeidsmiddelen. Ze werken mee bij het opstellen van de bestelbon, bij de levering en bij de indienststelling van PBM’s (cf. fiche 8.1. Procedure van de drie groene lichten). Een [orange]persoonlijk beschermingsmiddel[/orange] (PBM) is een “uitrusting die door de werknemers wordt gedragen of vastgehouden en die hen beschermt tegen veiligheids- en gezondheidsrisico’s”. [[Meer informatie vindt u op de website van de FOD: https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/collectieve-bescherming-en-individuele-uitrusting/persoonlijke]] Bijvoorbeeld: een geluidsisolerende helm, handschoenen om snijwonden, verwondingen of brandwonden te voorkomen, veiligheidsschoenen, een horizontale leeflijn om vallen van een hoogte te voorkomen enz. De werkgever moet gratis beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers stellen en ervoor zorgen dat ze onderhouden, gereinigd en vervangen worden. De werknemers moeten voldoende informatie, instructies en een opleiding krijgen. De werkgever bepaalt op basis van de risicoanalyse of er PBM’s gebruikt moeten worden. [[Titel 2 van Boek IX van de codex over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bevat een indicatief schema voor het opstellen van de inventaris van gevaren.]] PBM’s tegen vallen van een hoogte vormen een speciaal geval. Ze zijn meestal opgebouwd uit meerdere elementen: een harnas, een verbinding in de vorm van een vanglijn en connectoren, en soms een bevestigingspunt (zoals een verankering of een leeflijn). Hoewel verankeringspunten vast zijn, worden ze in de codex over het welzijn op het werk beschouwd als PBM’s en moeten ze periodiek door een EDTC gekeurd worden. [orange]Werkkleding[/orange] (overall, pak bestaande uit een broek en een jas, werkschort of stofjas) is bedoeld om te voorkomen dat de werknemer door zijn werk vuil wordt. Werkkleding mag niet verward worden met persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarom moeten alle werknemers, behalve als de risicoanalyse aantoont dat de aard van hun werk niet vervuilend is, werkkleding dragen: een overall voor een metselaar, een schort voor wie werkt in de thuishulp, gezondheidszorg, onderhoud enz). Volgens de codex boek X titel 3 moet de werkgever gratis voor werkkleding en de reiniging en het onderhoud ervan zorgen. Het is overigens verboden om werkkleding mee naar huis te nemen, behalve als de drie volgende voorwaarden voldaan zijn: – de werknemer voert zijn werk uit op verschillende werkplekken; – door de organisatie van het werk kan de werkkleding niet in het bedrijf blijven; – de werkkleding houdt geen risico in voor de gezondheid van de werknemer en zijn omgeving.

Documents joints

Inscrivez-vous à notre newsletter et restez informé(e) de nos actualités