[bleu marine]Thuis, op het werk, op openbare plaatsen, elektriciteit is overal. We kunnen niet zonder in ons dagelijks leven. We gebruiken ze om te verlichten of om een apparaat aan te drijven, maar er hangen risico’s aan vast. Daarom bestaan er strenge regels en controles voor elektrische installaties.[/bleu marine]
Klik hier voor Fiche 9.2. in PDF
De preventie van elektrische risico’s (elektrocutie, brand enz.) berust op:
> beveiliging van elektrische installaties en materiaal;
> naleving van de veiligheidsvoorschriften.
Opleiding en informatie zijn dus van essentieel belang.
Titel 2 van boek III van de codex over het welzijn op het werk is van toepassing op alle elektrische installaties die stroom produceren, omzetten, vervoeren, verdelen of gebruiken in de gebouwen of op de terreinen van de betrokken instelling.
[orange]Huishoudelijke installaties
[/orange]
Onder ‘huishoudelijke installatie’ wordt verstaan:
– ofwel een elektrische installatie bestaande uit een of meer installatie-eenheden:
o die ofwel een wooneenheid, ofwel een huishoudelijke werkeenheid, ofwel de gemeenschappelijke delen van een wooncomplex van elektriciteit voorzien;
o en die toebehoren aan één natuurlijk of rechtspersoon of aan een groep mede-eigenaars;
– ofwel een productiemiddel van elektrische energie (en de installatie op zich) dat een wooneenheid of huishoudelijke werkeenheid of de gemeenschappelijke delen van een wooncomplex van elektriciteit voorziet.
Alle andere soorten elektrische installaties worden beschouwd als niet-huishoudelijk.
[orange]Risico’s die om beveiliging vragen[/orange]
Wanneer een elektrische installatie uitgebreid wordt, moet er een onderscheid gemaakt worden tussen drie spanningscategorieën, waaraan verschillende technische vereisten vasthangen: zeer lage spanning, laagspanning en hoogspanning.
De voornaamste risico’s waartegen de regelgeving wil beveiligen zijn:
Elektrische schokken, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking:
– bij rechtstreekse aanraking moet er bijvoorbeeld beveiliging zijn door isolatie of afstand;
– bij onrechtstreekse aanraking kan er een actieve beveiliging geïnstalleerd worden, bijvoorbeeld via een automatische stroomonderbreker.
- Ontladingen en lichtbogen, die vonken en andere risico’s met zich meebrengen wanneer er aan de elektrische installatie gewerkt wordt, zonder dat daarbij de stroomtoevoer afgesloten wordt.
- Potentiaalspreiding, dit omvat de aarding van de installatie en de equipotentiaalverbindingen van de water-, verwarmings- en gasleidingen.
- Ophoping van energie, bijvoorbeeld in accu’s en condensators, waarbij de energie niet altijd verdwenen is wanneer de installatie wordt uitgeschakeld.
- Overspanning van circuits, bijvoorbeeld onder invloed van weersomstandigheden, zoals blikseminslag.
- Thermische invloeden die tot brandwonden, brand en explosiegevaar kunnen leiden.
- Overbelasting van een circuit.
- Spanningsdaling, waardoor de elektrische stroom plotseling sterk daalt. In dat geval, moet voorkomen worden dat bepaalde machines automatisch heropstarten wanneer er terug spanning is.
- Gebruik van elektrische energie bij externe invloedsfactoren in de arbeidsomgeving, zoals vochtigheid, overmatige warmte of koude, ongedierte, specifieke begunstigden enz.
- Risico’s van niet-elektrische aard door een defect of een storing van een elektrisch onderdeel, zoals een bedieningsknop.
- Risico’s op besmetting, waarvoor voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden, zodat de omgeving of de behandelde producten niet besmet worden door bepaalde elementen van het elektrisch materiaal (bv.: wanneer een lamp breekt).
- Risico’s door beweging: bij kwetsbare constructies of constructies die beschadigd kunnen raken door bewegingen, moeten elektrische installaties vervormingen kunnen opnemen zonder beschadiging op te lopen.