Dossier 6.2. Verzoek om psychosociale interventie

De De wet voorziet in procedures, informeel of formeel, om rekening te houden met psychosociale schade. Pdf-versie Bestand 6.2. Ook al heeft de werkgever alle primaire en secundaire preventiemaatregelen genomen op basis van de analyse van de psychosociale risico's, “(…) rekening houdend met de componenten waarop ze een impact heeft en die daadwerkelijk een gevaar inhouden” (cf. plug 6) , kan er schade ontstaan. fiche_6.2a.jpg Recente wetswijzigingen vragen om problemen zo snel mogelijk te regelen, binnen de organisatie, op collectief en/of individueel niveau. Het feit dat de bestaande procedures nu worden uitgebreid tot alle PSR's, voorkomt dat werknemers rechtstreeks een probleem van morele en individuele intimidatie aanvoeren (ze hadden voorheen geen andere keuze), terwijl het vaker een collectief probleem is. “We spreken niet meer van een klacht maar van een verzoek om psychosociale interventie. Waar het begrip klacht verwijst naar een auteur en een slachtoffer (die dus nog steeds als zodanig gekwalificeerd moet worden), verwijst het begrip tussenkomst naar de vraag om een oplossing te zoeken voor een probleem [[Kamer van Volksvertegenwoordigers, verslag Commissie Sociale Zaken , 16 januari 2014.]]”. [*Het verzoek om psychosociale interventie*] Naast de mogelijkheid om zich rechtstreeks tot de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn, een lid van de CPPT of een vakbondsvertegenwoordiger te wenden, de werknemer die van mening is dat hij psychische schade heeft opgelopen (die mogelijk gepaard gaat met fysieke) van psychosociale risico's op het werk, een aanvraag tot interne interventie kunnen indienen volgens de procedures bepaald door het Koninklijk Besluit van 10 april 2014 [[KB van 10 april 2014 – BS van 28 april 2014. www.emploi.belgique.be/WorkArea/ DownloadAsset.aspx?id=41477]] (raadpleeg het voor meer informatie). Deze fiche geeft een samenvatting weer volgens het algemene schema van de FOD Werkgelegenheid en Sociaal Overleg [[www.emploi.belgique.be/WorkArea/DownloadAsset.aspx?id=41481]]. 1. Het eerste contact Het doel is om naar de persoon te luisteren en hem informatie te geven over de mogelijkheden van interventie, met een van de volgende belanghebbenden:
  • de vertrouwenspersoon (CP) van de organisatie (als die er is), hetzij intern of extern aan de organisatie (zie blad 6.2.3);
  • de interne preventieadviseur (CP) (behalve wanneer deze rol wordt vervuld door de werkgever in organisaties met minder dan 20 werknemers), die ermee instemt om de luister- en informatieopdrachten van het eerste contact uit te voeren;
  • de preventieadviseur psychosociale aspecten (CPAP), meestal die van de SEPP (anders dan de arbeidsgeneesheer).
Indien dit overleg plaatsvindt tijdens een persoonlijk onderhoud (niet alleen per telefoon), overhandigt de tussenkomende partij de werknemer op diens verzoek een document dat dit onderhoud bevestigt. De werknemer kiest, indien nodig, het type interventie dat hij daarna wenst te volgen: formeel of informeel. Tijdens dit eerste contact kunnen sommige vragen al worden opgelost. 2. Keuze van de informele route In het geval dat de oplossing van enig psychosociaal probleem (inclusief geweld of intimidatie) informeel wordt gezocht, kan de CP, de interne CP (wanneer hij ook is aangewezen als CP [[De interne CP kan ook de PC-functie uitoefenen. Als hij alleen informatieopdrachten voor het eerste contact uitvoert, is hij niet verplicht om de pc-opleiding te volgen.]]) of de CPAP zal een oplossing zoeken met de aanvrager, met name door de vooringenomenheid [[Elke CP moet een opleiding hebben gevolgd (30 uur over 2 jaar) die ze vervolgens moeten voortzetten door middel van omscholing (zie blad 6.2.3).]]:
  • interviews inclusief receptie, actief luisteren en advies;
  • een interventie met een andere persoon in de organisatie (bijvoorbeeld een lid van de hiërarchische lijn);
  • een verzoening tussen de betrokken personen (onder voorbehoud van hun instemming). De door de sollicitant gekozen informele psychosociale interventie wordt vastgelegd in een document dat is gedateerd en ondertekend door de werknemer en de sollicitant (die een kopie ontvangt). In dit stadium moet een reeks problemen kunnen worden opgelost.
3. Keuze formele route Kiest de werknemer rechtstreeks voor deze weg, of is de informele procedure mislukt, dan wendt hij zich uitsluitend tot het CPAP. Deze laatste kan de indiening van het formele verzoek weigeren wanneer de door de aanvrager beschreven werksituatie duidelijk geen PSR bevat. Het CPAP bevestigt vervolgens in een document dat het verplichte persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden en geeft een kopie aan de werknemer. Het formele traject zal erin bestaan de werkgever te vragen om passende collectieve en/of individuele maatregelen te nemen, na analyse van de specifieke werksituatie en de voorstellen opgesteld door het CPAP. Als er een CPPT of een vakbondsafvaardiging is, is overleg verplicht. Indien nodig stelt het CPAP voorzorgsmaatregelen voor om ernstige gezondheidsschade te voorkomen. Op basis van het onderhoud dat met de kandidaat-werknemer is gevoerd, kan de procedure voornamelijk collectief of individueel van aard zijn.
  • De overwegend collectieve procedure vereist dat het CPAP de werkgever schriftelijk op de hoogte brengt van de risicovolle situatie die een groep werknemers treft, zonder de identiteit van de aanvrager(s) bekend te maken. De werkgever moet dan een beslissing nemen (met de mening van de CPPT of de vakbondsafvaardiging) over de voorwaarden van de behandeling en de te geven follow-up. Hij deelt zijn met redenen omklede beslissing schriftelijk mee binnen de 3 maanden (termijn eenmalig verlengbaar indien een risicoanalyse wordt uitgevoerd) aan het CPAP, het CP en het CPPT, of aan de vakbondsafvaardiging. Zij voert de door de werkgever genomen maatregelen zo spoedig mogelijk uit. Als het probleem op deze manier is opgelost, wordt de verwerking van het verzoek beëindigd. Het is niettemin mogelijk dat de werkgever geen gevolg geeft aan het verzoek, dat hij geen maatregelen neemt of dat de sollicitant meent dat deze niet aangepast zijn aan zijn individuele situatie. In dit geval zal het CPAP de individuele aanvraagprocedure volgen (en afhankelijk van het akkoord van de werknemer).
  • De individuele procedure wordt eveneens behandeld door het CPAP, dat de werkgever op de hoogte brengt van deze aanvraag (met vermelding van de identiteit van de aanvrager). Het onderzoekt de werksituatie in volledige onpartijdigheid met de mensen die het nuttig acht te horen. Het stelt een advies op met daarin met name voorstellen voor individuele en collectieve preventiemaatregelen. Formele psychosociale interventie kan op alle PSR's worden toegepast; wanneer de situatie met betrekking tot de verzoeker echter betrekking heeft op daden van geweld of intimidatie, vereist het verzoek een bepaalde specifieke behandeling.
[*Bijzonderheden van gevallen van geweld, morele of seksuele intimidatie*]
  • Het document waarmee het verzoek wordt ingediend, moet bepaalde specifieke gegevens bevatten (bijvoorbeeld een nauwkeurige beschrijving van de feiten, het tijdstip en de plaats waar ze plaatsvonden);
  • het document waarin het verzoek wordt ingediend, moet persoonlijk of per aangetekende post worden afgeleverd;
  • de verzoeker en de getuigen genieten bescherming tegen represailles (zie hieronder);
  • het CPAP kan, alvorens zijn advies aan de werkgever over te maken, voorzorgsmaatregelen voorstellen als de ernst van de feiten dit vereist. Als de werkgever deze maatregelen niet neemt, zal het CPAP een beroep doen op de inspectie van de Controle op het Welzijn op het werk (KBO);
  • het CPAP is eveneens verplicht een beroep te doen op de inspectie van de CBE wanneer het, na advies uitgebracht te hebben, vaststelt dat de werkgever geen (gepaste) maatregelen neemt en er ofwel een ernstig en onmiddellijk gevaar bestaat voor de werknemer, ofwel de betrokkene is zelf werkgever of behoort tot het leidinggevend personeel;
  • het advies van het CPAP kan onder bepaalde voorwaarden worden overgemaakt aan het Centrum voor Gelijke Kansen en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.
fiche_6.2b.png fiche_6.2c.png [*Andere externe modaliteiten*] Inspectie Controle van het welzijn op het werk Een werknemer heeft altijd de mogelijkheid om persoonlijk een beroep te doen op de Gewestelijke Inspectie Welzijnscontrole (KBO) [[www.emploi.belgique.be/defaultTab.aspx?id=6550]], voor alle ROD's. De inspectie komt echter pas tussen in de tweede lijn: wanneer een werknemer rechtstreeks een individuele klacht indient bij de inspectie, informeert deze hem over het bestaan van de interne procedure en verwijst hem door naar het CPAP. Als de werknemer de interne procedure al heeft gebruikt, zal de inspectie proberen de situatie te normaliseren. Arbeidsauditor Indien de tussenkomst van de inspectie Welzijnscontrole heeft gefaald, kan deze een pro justitia opstellen, die wordt voorgelegd aan de arbeidsauditeur [[De arbeidsauditor is het lid van het parket belast met de vervolging van deze misdrijven voor de correctionele rechtbank.] ] in het geval van een strafbaar feit. De werkgever, zijn werknemers en lasthebbers, evenals de daders van misbruik, kunnen immers worden vervolgd (zie blad 3.6). De auditor zal ook proberen de situatie te regulariseren. Als de werknemer rechtstreeks een klacht heeft ingediend bij het parket zonder de interne procedure te doorlopen, zal de revisor hem meestal uitnodigen om de laatste te gebruiken, wat geschikter is voor psychosociale problemen dan de gerechtelijke procedure. Bemiddeling Om een vaak lange en kostbare gerechtelijke procedure te vermijden, die uitmondt in een opgelegd vonnis aan de partijen, is het ook mogelijk een beroep te doen op een erkend bemiddelaar, onafhankelijk, onpartijdig en gebonden aan het beroepsgeheim. Zijn rol bestaat erin de partijen te ondersteunen bij het zoeken naar een voor elk van hen aanvaardbare overeenkomst. De bemiddeling wordt georganiseerd door het gerechtelijk wetboek [[Zie de brochure “Bemiddeling > Een alternatief voor de rechtbank” van de Federale Overheidsdienst Justitie.]]. [*Naar de rechtbank*] De strafrechtelijke procedure De arbeidsofficier beoordeelt zelf de noodzaak en de mogelijkheid om een strafrechtelijke procedure in te leiden. Wanneer de auditor de zaak niet sluit, kan hij de dader van het misbruik en, in bepaalde omstandigheden, de werkgever, zijn agenten en bedienden die een overtreding van de wetgeving hebben begaan, voor de strafrechter brengen. Burgerlijke Rechtsvordering De bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken is uitgebreid tot alle psychosociale risico's op het werk (waaronder stress, burn-out, enz.). In specifieke gevallen van geweld, morele of seksuele intimidatie op het werk kan elke persoon (werknemer, werkgever, derde partij) die meent het slachtoffer te zijn van dergelijk gedrag, onmiddellijk actie ondernemen voor de arbeidsrechtbank om:
  1. vergoeding verkrijgen voor materiële en morele schade;
  2. een gerechtelijk bevel verkrijgen van de rechter met betrekking tot de auteur zodat de feiten ophouden (actie in staking);
  3. maatregelen opleggen aan de werkgever om een einde te maken aan de feiten (of andere preventieve maatregelen). Als de rechter vaststelt dat de werknemer contact met hem opneemt zonder eerst gebruik te hebben gemaakt van de interne procedure die van toepassing is in het bedrijf, kan hij de werknemer gelasten deze toe te passen en, in afwachting van de resultaten, de gerechtelijke procedure schorsen.
fiche_6.2d.jpg

Bijgevoegde documenten

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van ons nieuws