Dossier 11.2 Tijdelijke of mobiele werkplekken

PDF-versie Bestand 11.2 EEN tijdelijke of mobiele site [[Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (BS van 7 februari 2001). Wet van 4 augustus 1996, BS van 18 september 1996. Koninklijk besluit van 19 januari 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende tijdelijke of mobiele standplaatsen.]] is een terrein waar bouw- of kunstwerken civiel worden uitgevoerd zoals:
  • uitgraving, grondwerk, fundering en wapening;
  • waterbouw- en wegenbouw, aanleg van leidingen voor nutsvoorzieningen (o.a. riolen, gasleidingen, elektriciteitskabels), en werkzaamheden aan deze leidingen;
  • constructie, montage en demontage, met name van geprefabriceerde elementen van balken en kolommen;
  • ontwikkeling of uitrusting, transformatie, renovatie, reparatie;
  • demontage, sloop, onderhoud, instandhouding, schilderen en schoonmaken;
  • sanitaire voorzieningen en afwerking met betrekking tot een of meer bovengenoemde werken. Voorbeeld: renovatiewerken aan gevels van gebouwen, met het plaatsen van steigers en het gebruik van bouwmachines (kranen, kiepwagens, enz.).
De geldende voorschriften bij werkzaamheden op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen zijn gebaseerd op de grondbeginselen van risicopreventie. Het stelt de gezondheids- en veiligheidseisen vast die moeten worden toegepast voordat het project wordt uitgevoerd, tijdens de uitvoering van de werken en bij de sluiting van de site.

Minimale gezondheids- en veiligheidseisen die van toepassing zijn op bouwplaatsen

[[Bijlage III – Art. 14 en 15 van het koninklijk besluit van 25 januari 2001.]] Voor werken op tijdelijke of mobiele werven, in het bijzonder met met betrekking tot:
  • inrichting van werkplekken (voorbeelden: stabilisatie en versteviging van steigers en platformen, conformiteit van elektrische installaties, adequate brandbeveiliging, afbakening en beveiliging van verkeersbanen, aanwezigheid van veiligheidsborden op de werf);
  • meester in fysieke omgevingen (voorbeelden: voorkomen van risico's door schadelijke geluidsniveaus, gevaarlijke stoffen zoals stof, gassen en dampen, onvoldoende verlichting, temperatuurniveaus en ventilatie);
  • de aanwezigheid vansociale voorzieningen normen op bouwplaatsen, om werknemers in staat te stellen hun kleding op te bergen, zich om te kleden, te wassen, te wassen, eventueel te douchen, te eten, te drinken, te schuilen bij werk in de open lucht, te rusten in moeilijke werkomstandigheden, en om ga naar het toilet.
Deze toepassingsmethoden kunnen worden aangepast voor bouwwerkzaamheden van zeer korte duur, of voor kleine werven (5 werknemers) en voor wegenwerken. Er moet eerst een dossier voor advies worden voorgelegd aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
  • De preventie voor specifieke categorieën werknemers (bv. zwangere vrouwen, moeders die borstvoeding geven, gehandicapte werknemers) moet ook rekening worden gehouden.
Artikel 4 van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 stelt de opdrachten voor van de belangrijkste actoren die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de regelgeving en de op te richten coördinatie-instrumenten.

A. De missies van de belangrijkste actoren

De bouwer Ongeacht het aantal aannemers dat op de werf werkt, moet de opdrachtgever bepaalde verplichtingen naleven:
  • risicopreventie, door toepassing van de algemene preventieprincipes;
  • de aanstelling van een veiligheids- en gezondheidscoördinator, die ervoor zorgt dat hij een veiligheids- en gezondheidsplan (PSS) opstelt
  • en dat het te allen tijde zijn missie vervult;
  • de integratie van de PSS in het bestek voor de uitvoering van het werk;
  • toezien op naleving van verplichtingen.
De bouwmeester
  • De hoofdaannemer belast met de uitvoering (degene die als eerste werkzaamheden op de werf uitvoert) stelt de vooraankondiging op en verstuurt deze[[KB van 25 januari 2001 – Bijlage II]] bij de start van de bouwplaats: aan de ambtenaar belast met het toezicht op de arbeidsveiligheid (regionale dienst van de FOD); en het National Construction Safety Action Committee (CNAC). En dit minstens 15 dagen voor aanvang van de werken op de werf. Een kopie van dit document moet minstens 10 dagen voor aanvang van de werken zichtbaar op de werf worden geplaatst;
  • voor werken waarvan de voltooiingstermijn gelijk is aan of langer is dan 30 werkdagen, een verklaring inzake veiligheid en hygiëne[[Verklaring, klik hier]] (zie CCT van 13 oktober 2011[[WVV van 13 oktober 2011]] afgesloten in het Paritair Comité voor de bouw) wordt ook gevraagd.
De veiligheids- en gezondheidscoördinator (CSS)
  • Haar missie is het beheersen van de risico's die voortvloeien uit de interactie van verschillende ondernemers. De keuze van deze persoon is afhankelijk van de mate van voortgang van het bouwproces en de aard van de werkzaamheden. Tijdens de ontwerpfase en tijdens de uitvoering van het werk kan dezelfde persoon de coördinatiewerkzaamheden uitvoeren;
  • hij moet voldoen aan de capaciteitsvereisten voorzien in het reglement (voldoende opleiding: CSS niveau A of B, naargelang het belang van de opdracht) [[Bijlage IV van het Koninklijk Besluit van 25 januari 2001.]];
  • voor bouwwerven met een oppervlakte van minder dan 500 m² kan de architect en/of de aannemer zelf zorgen voor de veiligheidscoördinatie, mits ze voldoen aan de opleidingsvoorwaarden.

B. Coördinatie-instrumenten [[Bijlage I, deel A van het koninklijk besluit van 25 januari 2001.]]

1. Veiligheids- en gezondheidsplan (VBO)
  • Het veiligheids- en gezondheidsplan is een document (of een geheel van documenten) opgesteld door de veiligheids- en gezondheidscoördinator, waarin de veiligheidsmaatregelen worden gespecificeerd die door aannemers moeten worden genomen (vb. installatie van netten of van barrières). De CSS moet ervoor zorgen dat de verschillende aannemers elkaar niet in de weg zitten, om de kans op ongevallen op de bouwplaats te verkleinen. Dit document bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
    • de omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden vanaf de projectfase tot de volledige oplevering van de werkzaamheden;
    • de beschrijving van de resultaten van de risicoanalyses;
    • de beschrijving van alle regels en preventieve maatregelen die voortvloeien uit de toepassing van de algemene preventiebeginselen;
    • de specifieke maatregelen met betrekking tot de hiervoor bedoelde werkzaamheden, alsmede instructies voor betrokkenen;
    • de inschatting van de voltooiingsduur van de verschillende werken of fasen van werken die gelijktijdig of na elkaar zullen plaatsvinden;
    • de lijst met de namen en adressen van alle projecteigenaars, hoofdaannemers en aannemers verbonden aan de site;
    • de naam en het adres van de project-/uitvoeringscoördinator, vanaf het moment van zijn aanstelling.
  • Ondanks de reeds genomen preventieve maatregelen is het opstellen (en bijhouden) van een veiligheids- en gezondheidsplan nog steeds verplicht voor tijdelijke of mobiele werkplaatsen waarvoor een veiligheids- en gezondheidscoördinator moet worden aangesteld, en waar een of meer van de volgende werken worden uitgevoerd:
    • werk waarbij werknemers worden blootgesteld aan het gevaar van bedolven raken, vast komen te zitten of van een hoogte vallen, in het bijzonder verergerd door de aard van de activiteit of de uitgevoerde processen of door de omgeving van de werkplek of structuur;
    • werk waarbij werknemers worden blootgesteld aan chemische of biologische agentia die een bijzonder risico vormen voor de veiligheid en gezondheid van werknemers;
    • werken met ioniserende straling waarvoor de aanwijzing van gecontroleerde of bewaakte zones vereist is, overeenkomstig het algemeen reglement ter bescherming van de bevolking en de arbeiders tegen het gevaar van ioniserende straling (KB van 28 februari 1963);
    • werken in de buurt van hoogspanningsleidingen of -kabels, of leidingen met een inwendige druk van 15 bar of meer;
    • werk waarbij werknemers worden blootgesteld aan het risico van verdrinking;
    • ondergrondse grondwerken en tunnels;
    • werk in apparaatduiken, in een persluchtkamer of werk waarbij explosieven worden gebruikt;
    • montage of demontage van zware prefab elementen;
    • evenals ander werk waarvan wordt aangenomen dat het bijzonder ernstige gevaren met zich meebrengt, zoals:
      • het graven van sleuven of putten met een diepte van meer dan 1,20 m;
      • werken in de directe omgeving van materialen zoals drijfzand of slib;
      • werken met valgevaar vanaf een hoogte van 5 m of meer.
  • De wijziging en actualisering met betrekking tot de uitvoeringsvoorwaarden van dit plan gebeuren in overleg met alle belanghebbenden: volgens de gemaakte opmerkingen, de staat van het werk, de niet-geïdentificeerde risico's of de onderschatte gevaren, de tussenkomst of het vertrek van belanghebbenden, en wijzigingen in de werkplannen.
2. Het vereenvoudigd veiligheids- en gezondheidsplan [[Art. 26§3 van het koninklijk besluit van 25 januari 2001]] De vereenvoudigde versie van het veiligheids- en gezondheidsplan bevat niet langer een gedetailleerde beschrijving van de preventieve maatregelen, maar een inventarisatie van de gevaren en de risicobeoordeling. Om een vereenvoudigd plan op te stellen, moet het project aan een van de volgende twee voorwaarden voldoen:
  • de totale oppervlakte van de site is strikt minder dan 500 m²;
  • het werk houdt geen verhoogd risico in en is van beperkt belang.
3. PSS vervangen door overeenkomst [[Art. 29 gewijzigd van het koninklijk besluit van 25 januari 2001]] Wanneer tegelijkertijd aan de twee voorgaande voorwaarden wordt voldaan, wordt het veiligheids- en gezondheidsplan pas echt vereenvoudigd en wordt het gereduceerd tot een eenvoudige overeenkomst tussen de coördinator en de aannemers. Deze overeenkomst bestaat uit:
  • planning van interventies;
  • de observatie van preventieve maatregelen.
4. Het vervolginterventiedossier (DIU) [[Bijlage I, deel C van het koninklijk besluit van 25 januari 2001]] Bij nieuwbouw of ingrijpende renovatie moet de veiligheidscoördinator ook een volgend interventiedossier bijhouden. In deze map vindt u alle documenten die van belang kunnen zijn bij latere onderhouds-, renovatie- of sloopwerkzaamheden. De coördinator legt dit dossier voor aan de architect, die het op zijn beurt doorstuurt naar de bouwheer. 5. Coördinatielogboek (PC) [[Bijlage I, deel B van het koninklijk besluit van 25 januari 2001]] Het coördinatielogboek is een document (of een reeks documenten) dat wordt bijgehouden door de coördinator, waarin de elementen en opmerkingen met betrekking tot de coördinatie en de site-events worden vermeld. De verplichting om een coördinatiejournaal op te stellen en bij te houden wordt afgeschaft zodra de PSS wordt vereenvoudigd (dwz voor kleinschalige werken). Een schriftelijke melding volstaat voor de CSS om aan de aangestelde partij de niet-naleving, door een van de actoren op de site, van de instructies voorgeschreven in de vereenvoudigde PSS, of deze met betrekking tot de welzijnsregeling, te melden. Opmerkingen aan bedrijven worden eenvoudig schriftelijk meegedeeld! 6. Coördinatiestructuur [[Bijlage I, deel D van het koninklijk besluit van 25 januari 2001]] De coördinatiestructuur is een instantie die bijdraagt tot de organisatie van de coördinatie op het gebied van veiligheid en gezondheid op de site, in het bijzonder:
  • door de vereenvoudiging van de informatie en de effectieve dialoog tussen de interveniënten te verkrijgen, wat betreft de uitvoering van de preventieve maatregelen op de bouwplaats, en wat betreft de regeling van elk geschil of elke onnauwkeurigheid met betrekking tot de naleving van de preventieve maatregelen op de bouw plaats;
  • het uitgeven van veiligheids- en gezondheidsmededelingen.
De vergadering van de coördinatiestructuur wordt bijeengeroepen en voorgezeten door de veiligheidscoördinator. Het verslag van deze vergadering zal verschijnen in het coördinatieblad. Los van deze structuur organiseert de coördinator coördinatievergaderingen. 11.2-2.jpg

Arbeidsongevallen op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen

Elk ongeval op een tijdelijke of mobiele site moet worden gemeld in het coördinatielogboek. Afhankelijk van de ernst van het ongeval zal aangifte worden gedaan. Wat de coördinatie betreft, moet het bedrijf van de benadeelde bij een (zelfs licht) ongeval:
  • informeer de veiligheidscoördinator;
  • de omstandigheden van het ongeval onderzoeken (dit is de rol van de preventieadviseur die rapporteert aan de veiligheidscoördinator);
  • bereid de nodige documenten voor en leg deze vast in het veiligheidslogboek;
  • bij een ernstig ongeval de veiligheidscoördinator verwittigen wanneer het slachtoffer weer aan het werk gaat.

Bijgevoegde documenten

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van ons nieuws