Blad 3.6. De wettelijke verantwoordelijkheid van degenen die betrokken zijn bij het welzijn op het werk

De burgerlijke en strafrechtelijke verantwoordelijkheden van degenen die betrokken zijn bij de toepassing van de wet op het welzijn op het werk kunnen in twijfel worden getrokken. Pdf-versie Blad 3.6.

Spelers

De wet van 4 augustus 1996 legt verplichtingen vast voor de verschillende actoren van het welzijn op het werk: werkgevers, werknemers, leden van de hiërarchische lijn; en elke derde die tijdens de uitvoering van zijn werk in contact komt met een werknemer (deze derden zijn bijvoorbeeld zelfstandigen die in de vereniging werken, leveranciers, begunstigden en hun familieleden, vrijwilligers, enz.) . Elke actor kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. Als een werknemer, een zelfstandige, een begunstigde, enz. altijd een natuurlijke persoon is, kan een werkgever een natuurlijke persoon zijn (bijvoorbeeld een zelfstandige) of een rechtspersoon (SA, BVBA, VZW, enz. .). Zie het kader hieronder voor meer details.

Soorten aansprakelijkheid: burgerlijk en strafrechtelijk

De burgerlijke aansprakelijkheid[[ Dit is quasi-delictuele of Aquiliaanse aansprakelijkheid (artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek), te onderscheiden van contractuele aansprakelijkheid (bv. wanneer de werkgever of de werknemer hun verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt).]] is gebaseerd op de regels van het Burgerlijk Wetboek en vloeit voort uit de verplichting om de aan anderen toegebrachte schade te herstellen. Er wordt dus opgetreden in geval van morele, fysieke, materiële, medische schade, enz. Er zijn drie elementen nodig om burgerlijk aansprakelijk te kunnen worden gesteld:
  • de vergissing : elke handeling van een persoon die anderen schade berokkent. Het kan de minste fout zijn; nalatigheid; een handeling die wordt verricht met de bedoeling schade toe te brengen[[We spreken van “dol” in geval van opzettelijk wangedrag.]]; wegens het niet betrachten van de nodige zorgvuldigheid of zorgvuldigheid. Voorbeelden: een werknemer die een andere werknemer aanvalt, een verpleegster die de verkeerde medicatie neemt;
  • de jammer : het negatieve gevolg als gevolg van een fout. Het kan materieel of moreel zijn. Voorbeeld: een gebroken been, reputatieschade etc. ;
  • de oorzakelijk verband tussen fout en schade. Want als er geen fout is, is er geen schade.
Bij het ontbreken van slechts één van deze voorwaarden kan de burgerlijke aansprakelijkheid niet worden behouden. De rechter beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid met betrekking tot het bestaan van de fout, de schade en het oorzakelijk verband tussen de fout en de schade. De herstelling van de schade gebeurt in natura (gebroken ruit vervangen, excuses aanbieden, enz.); of ̶ meestal ̶ door equivalent (financieel). In geval van schade veroorzaakt door een werknemer aan de werkgever of aan derden in het kader van de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst, is de werknemer enkel aansprakelijk voor zijn bedrog (opzettelijke fout), zijn grove nalatigheid of zijn gewone lichte fout. De wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomst vermindert de burgerlijke aansprakelijkheid van werknemers, maar niet hun strafrechtelijke aansprakelijkheid. De strafrechtelijke aansprakelijkheid voortvloeit uit het feit dat de vermeende fout een overtreding, een misdrijf of een misdrijf vormt. Alleen justitie kan schendingen van de wet kwalificeren als een strafrechtelijk gesanctioneerde fout. De wet van 4 mei 1999 [[MB van 22 juni 1999, art. 5]] over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen bepaalt dat "elke rechtspersoon strafrechtelijk aansprakelijk is voor misdrijven die intrinsiek verband houden met de verwezenlijking van zijn doel of de verdediging van zijn belangen, of voor misdrijven waarvan uit de concrete feiten blijkt dat ze zijn gepleegd namens hem. Wanneer de aansprakelijkheid van de rechtspersoon uitsluitend wordt ingeroepen door de tussenkomst van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan alleen de persoon worden veroordeeld die de zwaarste fout heeft begaan. Indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout willens en wetens heeft begaan, kan hij tegelijkertijd met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld”. De sancties zijn boete en/of gevangenisstraf; ze moeten worden toegepast door speciale rechtbanken (politierechtbank, correctionele rechtbank of assisenrechtbank). Wat betreftwelzijnsschendingen op het werk, is het noodzakelijk om rekening te houden met de Sociaal Strafwetboek[[Wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, in werking getreden op 1 juli 2011.]] die zich met name richt op delicten met betrekking tot gezondheid en veiligheid op het werk, geweld en morele of seksuele intimidatie, collectieve arbeidsverhoudingen (instelling, werking van het CPPT), enz. De misdrijven die onder het Sociaal Strafwetboek vallen, worden, afhankelijk van hun niveau, bestraft: ofwel uitsluitend met een administratieve geldboete; ofwel door een strafrechtelijke geldboete en een bestuurlijke geldboete; of door gevangenisstraf en een strafrechtelijke boete (of slechts één van deze straffen). De boete kan worden vermenigvuldigd met het aantal getroffen werknemers. De maximale boete is in ieder geval 100 maal het maximum van het basistarief.
Hoewel de burgerlijke aansprakelijkheid meestal kan worden gedekt door een verzekering, kan de strafrechtelijke aansprakelijkheid nooit worden verzekerd.
3_6.jpg

Implementatie van deze verantwoordelijkheden op het gebied van welzijn op het werk

Verplichtingen van de werkgever De werkgever is verantwoordelijk voor de planmatige en gestructureerde aanpak van preventie, conform de wettelijke bepalingen en door middel van een dynamisch risicobeheersingssysteem. Haar burgerlijke aansprakelijkheid is blijvend aangegaan. Hij moet de implementatie van primaire, secundaire en tertiaire preventiemaatregelen kunnen rechtvaardigen, in de zeven gebieden die verband houden met welzijn: gezondheid, veiligheid, hygiëne, ergonomie, verfraaiing van werkplekken, psychosociale aspecten en milieu. Verplichtingen van de werknemer De werknemer moet zorgen voor zijn veiligheid en zijn gezondheid ̶ evenals die van de andere betrokken personen (collega's, begunstigden, enz.) ̶ met betrekking tot zijn handelen of nalaten op het werk. En dit volgens zijn mogelijkheden en conform zijn opleiding en de instructies van zijn werkgever. Hij moet zich in het bijzonder onthouden van elke daad van geweld of van morele of seksuele intimidatie op het werk, en van elk misbruik van de klachtenprocedure die is ingesteld inzake intimidatie en geweld. Voorbeelden van inbreuken:
  • het feit dat een werknemer die getuige is van seksuele intimidatie door een van zijn collega's op het werk, hem niet te hulp schiet uit angst voor represailles;
  • het feit dat een servicemanager een werknemer onder zijn bevel vernedert (zelfs zonder dat hij het bewust wil) door hem af en toe maar herhaaldelijk te beledigen en door hem nutteloze bevelen te geven waardoor deze werknemer depressieve stoornissen ontwikkelt;
  • het feit, voor een werknemer, dat hij een formele klacht indient tegen zijn manager wegens intimidatie waarvan het bestaan duidelijk niet vaststaat, met als gevolg onder meer een aantasting van zijn goede naam.
Verplichtingen van de hiërarchische lijn Het is verantwoordelijk voor de uitvoering van het preventiebeleid van de onderneming. Het moet: voorstellen en adviezen doen aan de werkgever; maatregelen voorstellen om ongevallen en incidenten te voorkomen; tijdig de mening inwinnen van de personeelsleden over wie zij haar macht uitoefent; controleer of de verschillende taken worden uitgevoerd door werknemers die over de vereiste competentie beschikken (en die de vereiste opleiding en instructies hebben gekregen). Verplichtingen van derden "Derde partijen" in contact met werknemers: begunstigden – voor zover zij daartoe in staat zijn[[De situaties variëren naargelang het type begunstigde (leeftijd, niveau van fysieke en mentale capaciteiten, enz.)]]. – en hun gezinnen; freelancers werkzaam in de organisatie; leveranciers enz. moeten de regels respecteren die de werkgever op de werkvloer heeft opgesteld. Bijvoorbeeld veiligheidsinstructies respecteren, werknemers niet aanvallen.
De “[Afdeling Toezicht Welzijn op de Werkplek[Anders dan de Directie Controle Sociale Wetgeving]]. » van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, zorgt voor naleving van de uitvoering van het welzijnsbeleid op de werkplek. Haar inspecteurs hebben missies van advies, preventie en repressie. Elke werkgever of werknemer kan ze ook raadplegen.
Natuurlijk persoon of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, met of zonder winstoogmerk
Alle mensen, op voorwaarde dat ze handelingsbekwaam zijn[[Bevoegdheid is het vermogen om rechten en plichten uit te oefenen (een contract ondertekenen, juridische stappen ondernemen, enz.). In principe is elke volwassen persoon handelingsbekwaam, behalve degenen die door de wet onbekwaam worden geacht (inclusief minderjarigen, personen onder tijdelijk bestuur, enz.).]] , vormt een natuurlijke persoon, onderworpen aan rechten en plichten, en kan daarom zowel civielrechtelijke als strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Een werkgever kan een natuurlijk persoon zijn (bijvoorbeeld een zelfstandige). Het is echter heel vaak een rechtspersoon. Het is dan: ofwel een publiekrechtelijke rechtspersoon (federaal, gewestelijk, provinciaal, gemeentebestuur, OCMW, autonoom overheidsbedrijf) en volgt de regels die op haar van toepassing zijn; of een privaatrechtelijke rechtspersoon (SA, BVBA, coöperatie, vzw, enz.). In het laatste geval kan het voor winst of non-profit zijn: wanneer het voor winst is, zal het de vorm aannemen van een handelsvennootschap: naamloze vennootschap (SA), besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (SPRL), coöperatieve vennootschap, enz. .[[www.belgium.be/fr/economie/entreprise/creation/types_de_societe/]] wanneer het geen winstoogmerk is, kan het de rechtsvorm aannemen van een handelsvennootschap (SA, BVBA, coöperatieve vennootschap, enz.), voor sociale doeleinden (en niet voor winst).
Doorgaans zal deze rechtspersoon zonder winstoogmerk een andere rechtsvorm aannemen: vzw, stichting, mutualiteit, bestaanszekerheidsfonds[[Het Bestaanszekerheidsfonds (onder de wet van 7 januari 1958) kan enkel worden opgericht door de sociale partners in een Gemengd Comité. Bijv.: gezamenlijke sociale fondsen zonder winstoogmerk: ISAJH, ASSS, MAE, Old Timer Funds, Maribel Funds, etc.]] , beroepsvereniging, etc. In de non-profitsector is de meest voorkomende rechtsvorm die van de vzw. Deze vzw kan zuiver privaat zijn wanneer ze bestaat uit natuurlijke personen en/of privaatrechtelijke rechtspersonen. Er wordt gesproken van publiek of semi-publiek wanneer er onder de vennoten een of meer publiekrechtelijke rechtspersonen zijn. Er moet echter aan worden herinnerd dat zogenaamde "non-profit" dienstverlenende organisaties kunnen worden opgericht als bedrijven met winstoogmerk (bijvoorbeeld verpleeghuizen, crèches).
Werkgever winstoogmerk Doel zonder winstoogmerk
Fysieke persoon
Particulier recht Zelfstandig (bijv. dokter, kapper). Een persoon die huishoudelijk personeel in dienst heeft.
bedrijf
Publiekrecht Overheidsbedrijven (bv.: NMBS, bepaalde intercommunales. Federale Staat, Gemeenschappen, Gewesten, Provincies, Gemeenten, OCMW's, bepaalde Intercommunales, RTBF, ONE, AWIPH, enz.
Particulier recht SA, BVBA, coöperatie. SA, BVBA, coöperatie voor sociale doeleinden, ASBL, Stichting, Mutualiteit, Bestaansgarantiefonds.

Bijgevoegde documenten

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van ons nieuws