Fiche 9. Arbeidsplaatsen.

partagez :

[bleu marine]Titel 1 van boek III van de codex geeft de algemene basisvereisten waaraan arbeidsplaatsen moeten voldoen. [/bleu marine] [[www.werk.belgie.be/nl/nieuws/een-nieuw-koninklijk-besluit-over-basiseisen-van-arbeidsplaatsen?id=37852]] Klik hier voor Fiche 9 in PDF Het besluit is van toepassing “op elke plaats die bestemd is als locatie voor werkplekken in gebouwen van de onderneming of inrichting, met inbegrip van elke andere plaats op het terrein van de onderneming of inrichting waartoe de werknemer in het kader van de uitvoering van zijn werk toegang heeft”. 5 aspecten van arbeidsplaatsen komen aan bod: inrichting, verlichting, verluchting, temperatuur en sociale voorzieningen. Er worden doelstellingen vastgelegd die de werkgever moet bereiken. Hoe hij dat doet, mag hij zelf beslissen. [orange]Inrichting van de arbeidsplaats[/orange] Niet alleen moet bij de inrichting van arbeidsplaatsen rekening gehouden worden met werknemers met een handicap, de werkgever moet er ook voor zorgen dat: • de structuren, de stabiliteit en de sterkte van de gebouwen aangepast zijn aan het gebruik ervan; • de elektrische installaties geen brand- of explosiegevaar opleveren.[[Cf. fiches 9.2 en 9.3: Elektrische risico’s, brandgevaar en ATEX]] • de arbeidsplaatsen beantwoorden aan de voorschriften in verband met oppervlakte, hoogte en luchtvolume: • de arbeidsplaats en de installaties technisch onderhouden en gereinigd worden, het afval beheerd[[Cf. fiche 9.6 Afvalbeheer]] en de hygiëne gerespecteerd wordt. • de voorschriften over trappen, gangen en platformen, (schuif- en automatische) deuren en poorten, toegangen tot daken van materialen met een lage weerstand, ramen, dakramen, ventilatieroosters die geopend kunnen worden en verkeerswegen in het bedrijf of in de openlucht nageleefd worden; • er veiligheids- en gezondheidssignalering[[Cf. fiche 9.1 Veiligheids- en gezondheidssignalering]] is die informatie geeft over de veiligheid en gezondheid op het werk. Bijvoorbeeld markeringen op ooghoogte op doorzichtige deuren. [orange]Verlichting[/orange] Arbeidsplaatsen moeten goed verlicht zijn door middel van natuurlijk en/of kunstlicht. Verlichtingsinstallaties en -apparatuur moeten zodanig ontworpen en geplaatst zijn dat ze geen gevaarlijke of storende verblinding, stroboscooplicht, oververhitting van de ruimtes of luchtverontreiniging veroorzaken. Gebouwen met kunstlicht moeten voldoende noodverlichting hebben, zodat de werknemers veilig het gebouw kunnen verlaten wanneer de verlichting uitvalt. Om te bepalen welke verlichting hij moet plaatsen, kan de werkgever ofwel de vereisten van de geldende norm[[Norm NBN EN 12464-1 voor binnen gelegen arbeidsplaatsen en norm NBN EN 12464-2 voor buitengelegen arbeidsplaatsen]] toepassen, ofwel bijlage III.1-2 van de codex raadplegen. Daarin wordt de gemiddelde verlichtingssterkte van een werkblad per soort activiteit gegeven: – 200 lux voor: refter, kleedkamer, wasplaats, landbouwactiviteiten, brouwerij, ruw assembleerwerk; – 300 lux voor: bakkerij, machinewerk, middelmatig precies assembleerwerk, fruit sorteren, wasserij, lassen, garage, receptie, kopieerwerk, kinderopvang, klaslokaal, auditorium, sporthal; – 500 lux voor: EHBO-lokaal, laboratoria, controleruimten, nauwkeurig machinewerk, fijn assembleerwerk, autoassemblage, keuken, slachthuis, productcontrole, kapsalon, schoenmakerij, boekbinderij, drukkerij, spinnerij, weverij, houtbewerking, bureauwerk, vergaderzaal; – 750 lux: voor glasbewerking, materiaalinspectie, precisie-assemblage, naaiwerk, verfspuiten, technisch tekenen; – 1000 lux: voor precisiewerk, kleurinspectie, juweelproductie, medisch onderzoekslokaal. Bij het inrichten van de arbeidsplaats is het dus belangrijk om voor het minimaal aanbevolen verlichtingsniveau te zorgen, liefst met natuurlijk licht, weerkaatsing te voorkomen door matte oppervlakken en verf te gebruiken, jaloezieën of gordijnen te overwegen, te controleren of schermen correct geplaatst zijn ten opzichte van de ramen en verlichtingsarmaturen regelmatig te onderhouden. [orange]Verluchting[/orange] In gesloten arbeidsplaatsen moet de lucht van goede kwaliteit zijn en moet er voldoende zijn in verhouding tot de werkmethodes en de belasting van de werknemers. Heel wat elementen in de ruimte werken luchtvervuiling in de hand, bijvoorbeeld ozon en fijnstof afkomstig van fotokopieertoestellen en printers, vervuilde verwarmingstoestellen, onaangename geuren afkomstig van oude documenten, schimmel of slecht onderhouden of allergene planten zoals ficussen of planten die latex produceren. De ruimtes moeten verlucht worden met een snelheid van 40 m³ lucht per uur. Dat kan door middel van natuurlijke verluchting, door tijdens pauzes – als de omstandigheden dat toelaten – de ramen te openen, of door middel van een kunstmatig ventilatiesysteem dat geen lawaai of trillingen produceert en dus geen ongemak veroorzaakt. [orange]Temperatuur [/orange] De temperatuur van de arbeidsplaats wordt bepaald op basis van de risicoanalyse. Die moet een aantal factoren in aanmerking nemen: de luchttemperatuur, de relatieve vochtigheid van de lucht, de luchtsnelheid, de warmtestraling, de fysieke belasting van het werk, de werkmethodes en arbeidsmiddelen, de werkkleding en de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Afhankelijk van de temperatuurwaarden die de risicoanalyse aangeeft, moeten er preventiemaatregelen genomen worden. In extreme omstandigheden is jaarlijks medisch toezicht nodig. De actiewaarden staan in de codex, boek V, titel 1 over thermische omgevingsfactoren. [orange]Sociale voorzieningen[/orange] De werkgever moet zijn werknemers sociale ruimtes ter beschikking stellen die verlucht, verwarmd, verlicht en gemeubileerd zijn en minstens een keer per dag schoongemaakt worden, en die beantwoorden aan de minimale voorschriften die in bijlage III.1-1 beschreven worden, waaronder: • gescheiden sanitaire voorzieningen (kleedkamers, wastafels, douches en toiletten) voor mannen en vrouwen en afgescheiden van de arbeidsplaats; • een afgescheiden refter (tenzij het CPBW ermee akkoord gaat dat er geen is); • een rustlokaal als de risicoanalyse aantoont dat dat nodig is (blootstelling aan thermische omgevingsfactoren, lawaai of trillingen); • een ruimte voor zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven (in toepassing van cao nr.80 van 27 november 2001, die recht geeft op borstvoedingspauzes); • een kleedkamer als de werknemers zich moeten omkleden. Als er geen kleedkamers nodig zijn, moeten alle werknemers een plaats hebben waar ze hun kleding en persoonlijke bezittingen kunnen opbergen. • toegang tot drinkwater of andere dranken (afhankelijk van de aard van het werk en van de risico’s).

Documents joints

Inscrivez-vous à notre newsletter et restez informé(e) de nos actualités